U kunt als u en uw ex-partner beiden het ouderlijk gezag over de kinderen hebben en de kinderen bij u hun hoofdverblijf hebben, niet zomaar zonder toestemming van de andere ouder verhuizen. Geeft uw ex-partner geen toestemming voor de verhuizing dan zal u de rechter om vervangende toestemming voor de verhuizing moeten verzoeken.

De rechter zal bij de beoordeling van de vraag of de ouder waar de kinderen hun hoofdverblijf hebben, met de kinderen mogen verhuizen rekening houden met de belangen van de kinderen. Hierbij kijkt de rechter vooral hoe het contact tussen de kinderen en de ‘achterblijvende ouder’ vorm wordt gegeven na een eventuele verhuizing. Maar ook de leeftijd van het kind en de mate waarin het kind geworteld is in de huidige omgeving spelen een belangrijke rol bij het al dan niet verlenen van toestemming door de rechter. Daarnaast kijkt de rechter ook naar de beweegredenen van de ouder die wenst te verhuizen. De ouder die wil verhuizen zal een bepaalde noodzaak voor een verhuizing moeten aanvoeren, zoals bijvoorbeeld een nieuwe baan en/of partner.

Het kan voorkomen dat de rechter meer informatie nodig heeft over de situatie voordat er een beslissing kan worden genomen. De rechter kan bijvoorbeeld de Raad voor de Kinderbescherming een advies laten uitbrengen over een regeling die aansluit bij de belangen van het kind.

Daarnaast zal de rechter kinderen ouder dan 12 jaar altijd schriftelijk uitnodigen voor een gesprek over de regeling. Kinderen kunnen op gesprek bij de rechter, maar de rechter ook een brief schrijven. De rechter neemt de mening van het kind mee in de uiteindelijke beslissing.

Een verzoek tot vervangende toestemming voor de verhuizing moet door een advocaat worden ingediend. Een procedure tot vervangende toestemming voor de verhuizing kan een aantal maanden in beslag nemen. Het is dan ook van belang dat u uw verhuisplannen tijdig kenbaar maakt aan uw ex-partner, zodat u voldoende tijd heeft om een procedure te starten, mocht dat nodig zijn.